22452 |
meiboom |
mei:
mɛj (L320b Kelpen),
meiboom:
meijbaum (L320b Kelpen)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
24331 |
meikever |
meikever:
WLD
mei-jkéévər (L320b Kelpen)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meid:
mei.d (L320b Kelpen)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
meidje:
mēētjə (L320b Kelpen)
|
verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18125 |
melaatsheid |
lepra:
lepra (L320b Kelpen)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20970 |
melig |
melig:
WLD
mēēlich (L320b Kelpen)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33554 |
meloen |
meloen:
WLD
meloen (L320b Kelpen)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meinə (L320b Kelpen)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24212 |
merel |
merel:
méérel (L320b Kelpen)
|
merel
III-4-1
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
collecteren (<fr.):
kollektere (L320b Kelpen),
met de schaal gaan:
met de sjaol gaon (L320b Kelpen)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|