e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelpen

Overzicht

Gevonden: 2042
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gregoriaans gregoriaans: gregoriaans (Kelpen) Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
grens grens: grens (Kelpen) de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)] III-3-1
grenzen grenzen: grenzə (Kelpen) tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)] III-4-4
griffel griffel: griffəl (Kelpen) een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1
grijnzen grijnzen: grie.nzə (Kelpen) spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)] III-1-4
gril nuk: nukkə (Kelpen) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] III-1-4
grinniken vettig lachen: véəttich lachə (Kelpen) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groei, wasdom groei: WLD  grŭüj (Kelpen) Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] III-4-3
groeien groeien: grūūjə (Kelpen) groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] III-1-1
groeien, wassen groeien: WLD  grŭŭjə (Kelpen) Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3