18342 |
zool van een schoen |
zool:
zaol (Q015b Kerensheide)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19222 |
zuchten |
snakken:
snakke (Q015b Kerensheide)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
zoeke (Q015b Kerensheide)
|
zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
t zuur (Q015b Kerensheide),
zuurbranden, het -:
zuurbrenne (Q015b Kerensheide)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24345 |
zwarte bladluis |
meelde:
meelje (Q015b Kerensheide)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
kornet (<fr.):
kernèt (Q015b Kerensheide)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18643 |
zwarte meisjesmuts met ingewerkte bloemen |
kornet (<fr.):
kernèt (Q015b Kerensheide)
|
meisjesmuts, zwarte ~ met ingewerkte bloemen aan de voorkant en linten op de rug [kornetmuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18621 |
zwarte muts? |
kornet (<fr.):
kernèt (Q015b Kerensheide)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19541 |
zwavelstok |
zwegeltje:
zwegelke (Q015b Kerensheide)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33995 |
zweep |
wits:
wetš (Q015b Kerensheide),
zweep:
zweep (Q015b Kerensheide)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|