18168 |
rafelen |
rafelen:
rafelen (K317a Kerkhoven)
|
Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelaar (K317a Kerkhoven),
rijder:
rēͅər (K317a Kerkhoven)
|
het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1, III-3-2
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramənats (K317a Kerkhoven)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (K317a Kerkhoven)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
28600 |
raten inkorten |
afsnijden:
afsnijden (K317a Kerkhoven)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
28488 |
redcel |
nooddop:
nooddop (K317a Kerkhoven),
reddop:
reddop (K317a Kerkhoven)
|
Gewone werkbijcel die ontwikkeld wordt tot koninginnecel of moerdop, als het bijenvolk moerloos is geworden of dreigt te worden. Deze redcel of nooddop wordt midden op de raat gebouwd. [N 63, 26b; Ge 37, 50]
II-6
|
22810 |
refrein |
refrein:
refrein (K317a Kerkhoven)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
28559 |
reinigingsvlucht |
gaan schijten:
gaan schijten (K317a Kerkhoven),
hun broekje gaan afdoen:
hun broekje gaan afdoen (K317a Kerkhoven)
|
Vlucht die de bijen ondernemen om de uitwerpselen uit hun lichaam te verwijderen. In de winter hopen zich de onverteerbare resten van het voedsel op in de endeldarm. Wanneer de grens van het zich ophopen is bereikt, dan moeten de bijen zich ontlasten. Zodra de temperatuur na de winter voor het eerst weer 8 à 10 oC is geworden, vliegen de bijen uit om zich van het opgespaarde vuil te ontdoen. [N 63, 56a; Ge 37, 195]
II-6
|
21196 |
reizen |
vervoeren:
vervoeren (K317a Kerkhoven)
|
Vervoeren en verplaatsen van bijenvolken naar vruchtbare drachtgebieden zoals heide en koolzaadakkers. Wanneer men geen of geen goed drachtvelden in de buurt heeft, zal men de bijenvolken verhuizen naar de goede drachtvelden met kar, bijenwagen, vrachtwagen, hondskar of kruiwagen. Zowel korf- als kastimker reizen de bloemen achterna om de nodige honing te kunnen verzamelen. Het reisvaardig maken van de korven vereist minder werk dan dat van de meeste kasten. Maar het reizen moet met zorg gebeuren, bij voorkeur ''s nachts en met het vlieggat gesloten. [N 63, 103a; N 63, 103b; Ge 37, 167; monogr.]
II-6
|
28533 |
reservevolkje |
reservevolkje:
reservevolkje (K317a Kerkhoven)
|
Klein volkje met koningin. Het is opgezet met het doel een eventueel moerloos volk aan een jonge koningin te helpen. Dit verkrijgt men door het (te) vele nazwermen. [N 63, 40b]
II-6
|