17882 |
blutsen |
blutsen:
bletzen (P180p Kerkom),
blĕtsen (P180p Kerkom)
|
De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bult:
bult (P180p Kerkom),
knook:
knook (P180p Kerkom)
|
Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
boek (P180p Kerkom)
|
boek [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
fruitwei (P180p Kerkom),
fruitwei (type) (P180p Kerkom)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
bun (P180p Kerkom),
bōǝn (P180p Kerkom)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
19600 |
bord |
telloor:
teͅly(3)̄r (P180p Kerkom)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
21594 |
borg blijven |
instaan voor:
ik sta er voor in (P180p Kerkom),
op zich nemen:
ik neem t op me (P180p Kerkom)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫst (P180p Kerkom)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
17765 |
borstkas |
borst:
ik heb een kou op de borst (P180p Kerkom)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (P180p Kerkom)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|