30593 |
afbijtmiddel |
afbeizemiddel:
āf˱bajtsmedǝl (Q121p Kerkrade)
|
De algemene benaming voor een middel om verf los te weken. Men onderscheidt gelvormige en alkalische afbijtmiddelen. De werkzame bestanddelen van gelvormige afbijtmiddelen zijn een mengsel van dichloormetaan en methanol. De alkalische afbijtmiddelen bevatten calciumhydroxyde of natriumhydroxyde. Zij worden meestal in poedervorm aangeboden en dienen voor gebruik met water te worden aangelengd. De invuller uit L 267 onderscheidde brandbare en onbrandbare afbijtmiddelen, terwijl men in Q 111 afbijtmiddelen in de vorm van pasta en in vloeibare vorm kende. [N 67, 16a; N 67, 16b]
II-9
|
27880 |
afbikken |
afblaren:
āfblārǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
afdrijven:
āfdrīvǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Loshangende stenen verwijderen die na het bewerken van het gesteente aan de zijwand of het dak van de mijngang zijn blijven zitten. [N 95, 450; N 95, 298; monogr.; Vwo 24; Vwo 40; Vwo 55]
II-5
|
30172 |
afborstelen |
borstelen:
bøštǝlǝ (Q121p Kerkrade)
|
De in de voeg aangebrachte, nog natte mortel afborstelen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Borstelwerk'. [N 32, 34c]
II-9
|
29364 |
afbranden |
afbrennen:
āf˱brɛnǝ (Q121p Kerkrade)
|
Oude verf met behulp van een brandlamp verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Brandlamp'. [N 67, 68b]
II-9
|
19803 |
afdak |
schop:
šoͅp (Q121p Kerkrade)
|
afdak
III-2-1
|
27312 |
afdalen |
afgaan:
āfjoǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
afkomen:
āfko.mǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
afvaren:
āf˲vārǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Willem-Sophia]),
invaren:
evāra (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27728 |
afdeling |
abteilung:
aptajluŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
afdeling:
afdeling (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
kolenabteilung:
koǝlǝaptajluŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
revier:
ręviǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
27227 |
afdelingsopzichter |
abteilungsstijger:
ab˱tajluŋsstījǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / 121c]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia]),
afdelingsopzichter:
afdelingsopzichter (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
dagsman:
dāxsma.n (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II]),
dagstijger:
dāxštījǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
),
revierstijger:
ręvīršt˙ījǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
rǝvērštījǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale, 121c])
|
Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37]
II-5
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (Q121p Kerkrade),
āfpiŋələn (Q121p Kerkrade),
pingelen:
pingele (Q121p Kerkrade)
|
afdingen [ZND A1 (1940sq)] || beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29685 |
afdragen |
afdragen:
āf˱drāgǝ (Q121p Kerkrade)
|
De gevulde vormen naar de droogplaats brengen. [monogr.; N 98, 94 add.; N 98, 101 add.]
II-8
|