28358 |
emmerladder, jacobsladder |
bekerwerk:
bɛxǝrwęrk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Wilhelmina])
|
Toestel voor verticaal transport van vloeibaar of korrelig materiaal, bestaande uit een rondgaande ketting waaraan transportbakken zijn bevestigd. Bij het onderste keerpunt worden de bakken gevuld, bij het bovenste geledigd. [monogr.]
II-5
|
17703 |
endeldarm |
uitgang:
der ōēsjank (Q121p Kerkrade),
dr oesjank (Q121p Kerkrade)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
engel (Q121p Kerkrade)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
schutzengel (du.):
sjoetsengel (Q121p Kerkrade)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28160 |
engelse sleutel |
engelander:
ɛŋǝlɛndǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
sleutel:
šløsǝl (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
20333 |
enig kind |
enkel kind:
inkel kink (Q121p Kerkrade)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkel (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
iŋkəl (Q121p Kerkrade)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dobbeldik glas:
dubǝldek jlās (Q121p Kerkrade),
enkel glas:
eŋkǝl jlās (Q121p Kerkrade)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
33605 |
enten |
oculeren:
oͅkəlerə (Q121p Kerkrade)
|
[RND 08]
I-7
|
21204 |
envelop |
omslag:
umsjlaag (Q121p Kerkrade)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|