e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afstand tussen de ondersteuningen bouwafstand: bǫwafštant (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.] II-5
afstoppen afstoppen: āfštopǝ (Kerkrade) Een ruit met behulp van stopverf in de sponning vastzetten. [N 67, 90e] II-9
aftekenen schramen: šrø̜ǝmǝ (Kerkrade) De afmetingen van een werkstuk met behulp van een kraspen of krasblok op het plaatmateriaal aftekenen. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. [N 64, 81b; N 66, 2b; N 33, 380] II-11
aftekenmal sjabloon: šablōn (Kerkrade) Het model waarmee de delen op het plaatijzer worden afgetekend die er later moeten worden uitgekapt. Een aftekenmal wordt gemaakt wanneer er veel stukken van gelijke vorm moeten worden vervaardigd. [N 33, 249] II-11
aftrekken (met de hand) kruiden: krūǝ (Kerkrade) Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c] I-5
aftroggelen afzetten: aafzetse (Kerkrade) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
aftuigen gescheer afdoen: jǝšīr āf˱dūǝ (Kerkrade) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afvoerband afvoerband: afvoerband (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Julia]), āfvø̄rbant (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.] II-5
afwas spoel: špø&#x0304l (Kerkrade) afwas III-2-1
afwassen afwassen: āfwɛ̄šə (Kerkrade), spoelen: špø&#x0304lə (Kerkrade, ... ) spoelen, afwassen || vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1