e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gracht gracht: graat (Kerkrade), jraat (Kerkrade) een ringkanaal rondom bijv. een vesting; een kanaal met langs de oevers huizen (gracht, wijert, rui, wal) [N 90 (1982)] || gracht [DC 02 (1932)] III-3-1
graf graf: jraaf (Kerkrade) Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] III-3-3
grafkruis grafkruis: jraafkrüts (Kerkrade) Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grafzerk grafsteen: jraafsjtee (Kerkrade) Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grap wits: wiets (Kerkrade) iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)] III-3-1
grapjas figuur: fiejoeër (Kerkrade), gekke bert: Inne jekke beët (Kerkrade), gekke bertus: Inne jekke beëtes (Kerkrade), kalvergielis: kao’verjilles (Kerkrade), saladevogel: sjla’tevoeëjel (Kerkrade), schauter: Jid. "sjoute"= gek RhWb VII 981 s.v. Schauten, Schauter (&lt; jüd. schoteh): 1. ein kein Vertrauen verdienender Mensch; weniger verächtl. einer der nicht ganz bei Sinnen ist, munterer, witziger, zu harmlosen Streichen neigender Witzbold, Halbnarr, Dumkopf  sjau’ter (Kerkrade), schinkenschelm: sjin’kesjelm (Kerkrade), tnnes: van Anton (TvdW)  Inne tünnes (Kerkrade), tün’nes (Kerkrade), tut: zeurkous  tut (Kerkrade), uilenkuus: ül’leküsj (Kerkrade), witzen-maker (< du.): wietse mächer (Kerkrade), wiet’semecher (Kerkrade) een grapjas || grapjas || grappenmaker || iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)] || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)] III-1-4
grappig glad: jlat (Kerkrade), glau: jlui (Kerkrade), juxig (du.): joek’sieg (Kerkrade), spaig (du.): sjpas’sieg (Kerkrade), witzig (du.): wiet’sieg (Kerkrade) grappig III-1-4
gras gras: jrā.s (Kerkrade) De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.] I-3
grasmus grasmus: graasjmeujsj (Kerkrade), © of -mees?  graasmijsj (Kerkrade), taats: taatsj (Kerkrade, ... ) grasmus || grasmus (14 kleur als braamsluiper [044], maar wittere keel; overal buiten in struiken op open terrein; nest graag in braamstruiken; roep [wèèèèt-wèèèèt]; zang druk kwetterend [N 09 (1961)] || Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
graspieper pieper: pîêper (Kerkrade, ... ) graspieper || graspieper (14,5 als boompieper [036], maar nu juist op nat wei- en veenland; zang is zachter [N 09 (1961)] III-4-1