e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazenleger leger: ideosyncr.  lejer (Kerkrade) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] III-4-2
hebben hebben: høͅbən (Kerkrade) hebben [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
hecht van een mes grif: jrif (Kerkrade) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer (bewegen) heen en heer: e leuft hin en heer (Kerkrade), op en af: hae löpt op en aa:f (Kerkrade), op en aaf gao (Kerkrade), op en aaf lòòfe (Kerkrade), schokkelen: sjokkele (Kerkrade) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien dribbelen: dribbele (Kerkrade) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven schoffelen: sjoeffele (Kerkrade) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer prins: prîns (Kerkrade) heer [RND] III-3-1
heerbaan hoofdweg: hauptwèg (Kerkrade) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heermoes kattenstots: -  katsesjtats (Kerkrade), kattestaart: katǝštats (Kerkrade) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5, III-4-3
heerszuchtig pietje voorop: pietje vuur óp (Kerkrade) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4