21043 |
honing |
honig:
honix (Q121p Kerkrade)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28686 |
honingpot |
honigspot:
honixspǫt (Q121p Kerkrade)
|
Kleine pot, bus of flacon waarin de honing uiteindelijk gedaan wordt voor de consumptie en verkoop. Het aangewezen verpakkingsmiddel voor kleingebruik is de glazen jampot. In grotere hoeveelheden wordt slingerhoning meestal in metalen bussen bewaard en verhandeld. [N 63, 128b; Ge 37, 183; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
heut (Q121p Kerkrade),
hö-et (Q121p Kerkrade),
B.v. ich houw dich op t heut.
heut (Q121p Kerkrade),
kop:
kop (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
koͅp (Q121p Kerkrade),
kòp (Q121p Kerkrade)
|
[N 10 (1961)]een kop [ZND A1 (1940sq)] || hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
aardappel:
äpel (Q121p Kerkrade),
bolles:
bulles (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
bullus (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
bölles (Q121p Kerkrade),
bøləs (Q121p Kerkrade),
gezicht:
jesicht (Q121p Kerkrade),
knikker:
knikker (Q121p Kerkrade),
knoest:
knöst (Q121p Kerkrade),
knots:
knötsj (Q121p Kerkrade),
kopje:
köpje (Q121p Kerkrade),
lapel:
lapel (Q121p Kerkrade),
waterkop:
wasserkop (Q121p Kerkrade)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28175 |
hoofd ventilator |
hauptsventilator:
hōpsvɛntilātǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
hōpsvɛntilātǫr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schachtventilator:
[schacht]vɛntilātǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
ventilator:
ventilator (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale]),
vęntilatǫr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Zolder])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
23420 |
hoofdaltaar |
hauptaltaar:
hauptaltoar (Q121p Kerkrade)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kopdóch (Q121p Kerkrade),
muts:
mutsch (Q121p Kerkrade),
plag:
plak (Q121p Kerkrade)
|
hoofddoek || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] || hoofddoek, omslagdoek
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
flubbes:
flöb’bes (Q121p Kerkrade),
hoofderkaas:
hui’erkieës (Q121p Kerkrade),
høͅi̯ərkiəs (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
hoofdkaas:
huikieës (Q121p Kerkrade),
waggelemannes:
wagkelema’nes (Q121p Kerkrade)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || schertsend voor pudding of hoofdkaas
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
hul:
hul (Q121p Kerkrade)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kopkussen:
kop-kusse (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)]
III-2-1
|