e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honing honig: honix (Kerkrade) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpot honigspot: honixspǫt (Kerkrade) Kleine pot, bus of flacon waarin de honing uiteindelijk gedaan wordt voor de consumptie en verkoop. Het aangewezen verpakkingsmiddel voor kleingebruik is de glazen jampot. In grotere hoeveelheden wordt slingerhoning meestal in metalen bussen bewaard en verhandeld. [N 63, 128b; Ge 37, 183; monogr.] II-6
hoofd hoofd: heut (Kerkrade), hö-et (Kerkrade), B.v. ich houw dich op t heut.  heut (Kerkrade), kop: kop (Kerkrade, ... ), koͅp (Kerkrade), kòp (Kerkrade) [N 10 (1961)]een kop [ZND A1 (1940sq)] || hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofd (spotnamen) aardappel: äpel (Kerkrade), bolles: bulles (Kerkrade, ... ), bullus (Kerkrade, ... ), bölles (Kerkrade), bøləs (Kerkrade), gezicht: jesicht (Kerkrade), knikker: knikker (Kerkrade), knoest: knöst (Kerkrade), knots: knötsj (Kerkrade), kopje: köpje (Kerkrade), lapel: lapel (Kerkrade), waterkop: wasserkop (Kerkrade) [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofd ventilator hauptsventilator: hōpsvɛntilātǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), hōpsvɛntilātǫr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schachtventilator: [schacht]vɛntilātǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), ventilator: ventilator (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), vęntilatǫr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zolder]) De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.] II-5
hoofdaltaar hauptaltaar: hauptaltoar (Kerkrade) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofddoek kopdoek: kopdóch (Kerkrade), muts: mutsch (Kerkrade), plag: plak (Kerkrade) hoofddoek || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] || hoofddoek, omslagdoek III-1-3
hoofdkaas flubbes: flöb’bes (Kerkrade), hoofderkaas: hui’erkieës (Kerkrade), høͅi̯ərkiəs (Kerkrade, ... ), hoofdkaas: huikieës (Kerkrade), waggelemannes: wagkelema’nes (Kerkrade) hoofdkaas [DC 30 (1958)] || schertsend voor pudding of hoofdkaas III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen hul: hul (Kerkrade) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen kopkussen: kop-kusse (Kerkrade) Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] III-2-1