e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofdluis luis: loes (Kerkrade), eigen spellingsysteem  loes (Kerkrade), luus (Kerkrade, ... ) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdopzichter ober: ōbǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zwartberg]), oberstijger: ōbǝrštijǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Boven de meester-opzichter staat de hoofdopzichter. Deze heeft de leiding over de ondergrondse werken. De conducteur in de Belgische mijnen heeft de chef-porions onder zich en de ingenieurs boven zich. [N 95, 127; monogr.; N 95, add.; Vwo 247] II-5
hoofdpijn koppijn: kopping (Kerkrade) hoofdpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
hoofdstroom hauptsstroom: hōpsštrō.m (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), wetter: wɛtǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) Bij een zeer uitgestrekte mijn is het onmogelijk om met één luchtstroom alle werkpunten te ventileren. De af te leggen weg van deze stroom zou te lang en de luchtsnelheid te groot worden. Ook zou men dan wel veel maar niet overal verse lucht krijgen (Driessen pag. 45). Om deze nadelen te vermijden verdeelt men de intrekkende stroom in verschillende hoofdstromen en deze weer in deelstromen. [N 95, 212] II-5
hoofdtooi van communiemeisjes kransje: kränsje (Kerkrade), sluier: sjleier (Kerkrade) Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)] III-3-3
hoog varken hoog gepoot: (zo'n varken is) huǝx jǝpuǝt (Kerkrade) Varken dat op hoge poten loopt. [N 76, 23; monogr.] I-12
hoogdag feierdag (<du.): faierdaag (Kerkrade) Een hoge kerkelijke feestdag [hoogdag, hoogtijd]. [N 96C (1989)] III-3-3
hoogmis hoogmis: hoeëgmès (Kerkrade), hu.əmɛ.s (Kerkrade) De hoogmis [hoeëmès, hoegmès, hómmes?]. [N 96B (1989)] || hoogmis [RND] III-3-3
hoogsel hoogsel: hyxsǝl (Kerkrade), hoogsels: hȳǝxsǝls (Kerkrade) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13
hooi hooi: h˙ø̜i̯ (Kerkrade) Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s] I-3