24328 |
hoornaar |
oreis:
hoerees (Q121p Kerkrade),
horees’ (Q121p Kerkrade)
|
horzel, hoornaarwesp || paardenwesp [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
18841 |
hopen |
hoffnung (du.):
hofnoeng (Q121p Kerkrade),
hopen:
hoffe (Q121p Kerkrade)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)] || hopen
III-1-4
|
25411 |
horens verwijderen |
afhouwen:
āfhǭwǝ (Q121p Kerkrade),
horens afhouwen:
hø̄rǝ āfhǫwǝ (Q121p Kerkrade)
|
Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.]
II-1
|
25136 |
horizon |
eind van de wereld:
end van de welt (Q121p Kerkrade)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27729 |
horizontaal |
zolig:
zø̄ǝlix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
zø̜alix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Horizontaal, gezegd van bijvoorbeeld een verdieping. [N 95, 707; N 95, 708; monogr.; N 95, 196 add.]
II-5
|
18233 |
horloge |
armbanduur:
armband oeèr (Q121p Kerkrade),
armbandoer (Q121p Kerkrade),
uur:
oer (Q121p Kerkrade)
|
klok, horloge; uur || polshorloge || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
klompvoet:
klompvos (Q121p Kerkrade)
|
Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
schokkelen:
sjokkele (Q121p Kerkrade),
schonkelen:
sjoenkele (Q121p Kerkrade)
|
Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-1-2, III-3-1
|
17812 |
houden |
houden:
howən (Q121p Kerkrade)
|
houden [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne hebben:
jeer han (Q121p Kerkrade)
|
liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|