19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wach a-zage (Q121p Kerkrade)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwiese (Q121p Kerkrade)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
reizen (du.):
rai’tse (Q121p Kerkrade),
treiteren:
traitere (Q121p Kerkrade)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)] || prikkelen, kwaad maken
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
op de nommer zetten:
op der nommer zetse (Q121p Kerkrade),
uitschobben:
oes"klankwettig in Kerkerade
oes-sjoebbe (Q121p Kerkrade)
|
een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] || iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19022 |
iemand op de zenuwen werken |
de kont uithangen:
oes"klankwettig in Kerkerade
de konk oeshange (Q121p Kerkrade)
|
zo druk bezig zijn dat men anderen verveelt [touwen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
op het paard zetten:
inne óp ⁄t peëd zetse (Q121p Kerkrade),
op-schwnzen (< du.):
cf. VD (du.) s.v. "schwänzeln"03. flikflooien, pluimstrijken, veinzen; cf. RhWb id.: met in Rip. -énts-
opsjwentse (Q121p Kerkrade),
prijzen:
prieze (Q121p Kerkrade)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] || prijzen
III-1-4
|
22323 |
iemand van de ijsbaan glijden |
uitslepen:
oessjliefe (Q121p Kerkrade)
|
Iemand op een glijbaan ten val brengen.
III-3-2
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
laten gewhren (du.):
jeweëd losse (Q121p Kerkrade),
jeweë’de losse (Q121p Kerkrade)
|
laten begaan || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18859 |
iets in acht nemen |
oppassen:
óppase (Q121p Kerkrade)
|
zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25081 |
iets onbelangrijks, nietigheid |
prul:
prul (Q121p Kerkrade)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)]
III-4-4
|