28198 |
aureool, lichtkrans |
aureool:
awrijōl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
gaskegel:
jāskējǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Een lichtblauw gekleurde lichtkegel om de vlam van de veiligheidslamp, zichtbaar bij de aanwezigheid van mijngas. De lengte van de lichtkegel is een maat voor het percentage aanwezig mijngas. Is het mijngasgehalte ±4,5%, dan wordt de lichtkegel zo lang, dat ze de bovenkant van de gaaskap van de veiligheidslamp raakt. Hangt de lamp enige tijd in een dergelijk mengsel, dan kan de gaaskap gaan gloeien. Een gloeiende gaaskap levert steeds een groot gevaar op, aangezien daardoor het mijngas buiten de lamp ontstoken kan worden (Handb. H. pag. 10). [N 95, 234; monogr.]
II-5
|
21137 |
auto |
wagen:
waan (Q121p Kerkrade)
|
een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22370 |
autoped |
roller:
roller (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade),
/
roller (Q121p Kerkrade),
Roller (Q121p Kerkrade)
|
/ [SND (2006)] || Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || step [SND (2006)] || Step.
III-3-2
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
verkeerde zij:
verkiede zie (Q121p Kerkrade)
|
niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23257 |
avondgebed |
avondgebed:
oavendjebed (Q121p Kerkrade)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondbrood:
oavendbroeëd (Q121p Kerkrade),
oa’vendbroeëd (Q121p Kerkrade),
òvend broe.t (Q121p Kerkrade),
avondeten:
aovendèèse (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
aoventj èsze (Q121p Kerkrade),
avent aesse (Q121p Kerkrade),
oavedèsse (Q121p Kerkrade),
avondsbrood:
aoëvedsbroeëd (Q121p Kerkrade)
|
avondeten || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avondeten [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
24445 |
avondspin |
geluksspinnetje:
eigen spellingsysteem
jelukspéntje (Q121p Kerkrade)
|
spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20546 |
azijn |
essig:
essieg (Q121p Kerkrade),
èsich (Q121p Kerkrade),
Zoeë zoer wie es¯sieg D¯r knien in d¯r es¯sieg leëje
es’sieg (Q121p Kerkrade)
|
azijn || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18282 |
baalschort |
baalschortsel:
boalsjotsel (Q121p Kerkrade)
|
voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
de baan slaan:
de baan slao (Q121p Kerkrade),
slepen:
sjliefe (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
sjlīêfe (Q121p Kerkrade),
slidderen:
sliddere (Q121p Kerkrade)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|