23563 |
koorzanger |
kerkenzanger:
kirchezenger (Q121p Kerkrade)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33806 |
koot |
koot:
kūt (Q121p Kerkrade)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
19856 |
kop |
kop:
kǫp (Q121p Kerkrade),
smalle zijde:
šmāl z ̇i (Q121p Kerkrade),
varkenskop:
vɛrkǝnskop (Q121p Kerkrade)
|
[N 76, 11; monogr.]De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.]
I-12, II-8
|
27995 |
kop van de pijler |
aan de kop van de streb:
an dǝr kǫp van dǝr štrēp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kop pijler:
kop pijler (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
kop streb:
kǫp [štreb] (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280]
II-5
|
25412 |
kop verwijderen |
afsnijden:
āfšni-jǝ (Q121p Kerkrade),
kop afhouwen:
kop āfhǫwǝ (Q121p Kerkrade)
|
Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.]
II-1
|
31225 |
koper |
kupfer:
kofǝr (Q121p Kerkrade)
|
In zuivere toestand een roodachtig-bruin metaal, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer. Geelkoper of messing is een legering van koper met ca. 30 tot 40% zink en meestal een weinig tin. [N 66, 58a-b; monogr.]
II-11
|
19883 |
koper poetsen |
poetsen:
putsə (Q121p Kerkrade)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
28230 |
koperen mijnlamp |
benzinlamp:
bɛnzīnlamp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
koperen benzinlamp:
kofǝrǝ bɛnzīnlamp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
koperen lamp:
kofǝrǝ lamp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
koperlamp:
kofǝrlamp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
messinglamp:
mɛsiŋlamp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242]
II-5
|
27922 |
kophout |
kophout:
kǫphōts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.]
II-5
|
19582 |
kopje |
tas:
tas (Q121p Kerkrade)
|
kop
III-2-1
|