20146 |
kraamverzorgster |
wachtsvrouw:
waads’vrauw (Q121p Kerkrade)
|
kraamverpleegster
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroeënekraan (Q121p Kerkrade),
krôênekraan (Q121p Kerkrade)
|
kraanvogel || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
dappe (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
jeuken:
zich jeuche (Q121p Kerkrade),
kratsen:
kratse (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade),
zich kratse (Q121p Kerkrade),
zich op dr kop kratse (Q121p Kerkrade),
raseren:
rasīrǝn (Q121p Kerkrade),
schrabben:
šrabǝ (Q121p Kerkrade)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1, III-1-2
|
25404 |
krabber |
bel:
bɛl (Q121p Kerkrade),
schrap:
šrab (Q121p Kerkrade)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
25550 |
krabsel |
korst:
kuaš (Q121p Kerkrade)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|
20739 |
krakeling |
brezel (du.):
britsel (Q121p Kerkrade),
brit’sel (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
britsel (Q121p Kerkrade)
|
krakeling || Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18372 |
krakende schoen |
niet betaald:
als schoenen nog kraken zegt men dat ze niet betaald zijn (Q121p Kerkrade)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
kralen:
krölle (Q121p Kerkrade),
parelaars:
perlaats (Q121p Kerkrade)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
kriemer (Q121p Kerkrade)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33896 |
krampig |
krampentrekker:
krampǝtrękǝr (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|