17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kuulke in de kin (Q121p Kerkrade),
kuulsje (Q121p Kerkrade),
külsje (Q121p Kerkrade)
|
Een dergelijk deukje in de kin? [DC 21 (1952)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (putje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32341 |
kuip |
tijn:
tsiŋ (Q121p Kerkrade)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
20463 |
kuis, ingetogen |
ongekust:
onjeküst (Q121p Kerkrade)
|
kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17773 |
kuit |
brade:
broane (Q121p Kerkrade),
kuit:
kuut (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
kú:t (Q121p Kerkrade),
ideosyncr.
kuut (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit || kuit (wade) [DC 01 (1931)]
III-1-1, III-4-2
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
štrø̜i̯ǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
19763 |
kurkentrekker |
stoppentrekker:
štopətrɛkər (Q121p Kerkrade)
|
kurketrekker
III-2-1
|
19632 |
kussensloop |
kussen-betog:
kusse betsóg (Q121p Kerkrade),
kussenovertog:
kusse-uvvertsóg (Q121p Kerkrade),
overtog:
uvvertsóg (Q121p Kerkrade),
øvərtsox (Q121p Kerkrade),
overtrek:
øvərtrɛk (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] || overtrek, sloop
III-2-1
|
18657 |
kussentje op het hoofd |
strowis:
strüewusj (Q121p Kerkrade)
|
strak kussentje op het hoofd voor het dragen van lasten
III-1-3
|
18869 |
kwaad weglopen |
woest vortlopen:
wus voet lofe (Q121p Kerkrade)
|
kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33842 |
kwaadaardig roepen |
minken:
meŋkǝ (Q121p Kerkrade
[(waarschuwend geluid maken van de merrie als iemand het veulen nadert)]
)
|
[N 8, 47 en 67]
I-9
|