e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke kat, kater kater: kātər (Kerkrade), ka’ter (Kerkrade) kater [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
mannelijke merel merelman: meëleman (Kerkrade), meë’leman (Kerkrade), mäeleman (Kerkrade) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] || mannetjesmerel [DC 06 (1938)] || merel, mannetje III-4-1
mannenkant mansluiszijde: manlütszie (Kerkrade) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren mansluiskleren: mansluutskleier (Kerkrade) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd borstrok: bosrok (Kerkrade), onderhemd: ongerhîmme (Kerkrade), óngerhemme (Kerkrade), onderlijfje: óngerlief(je) (Kerkrade) onderhemd || onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] || onderlijf(je) III-1-3
mantelpak jacquetkleed (<fr.): sjaketkleed (Kerkrade, ... ), jakkenkleed: jakkekleed (Kerkrade) mantelpak || mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
manziek dol: dul (Kerkrade) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2
margarine margarine: majerien’ (Kerkrade), marjerien’ (Kerkrade) margarine III-2-3
margriet ganzebloem: jan’zeblom (Kerkrade) margriet, grote — III-4-3
maria-altaar maria-altaar: maria-altoar (Kerkrade) Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3