21475 |
neger |
krabbia:
krabbieja (Q121p Kerkrade),
neger:
nejer (Q121p Kerkrade),
zwarte, een -:
sjwatje (Q121p Kerkrade),
sjwatse (Q121p Kerkrade),
watse (Q121p Kerkrade),
zjwatse (Q121p Kerkrade)
|
neger [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17629 |
nek |
nek:
nak (Q121p Kerkrade),
nàk (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
pakken:
pakən (Q121p Kerkrade)
|
pakken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
aderen:
ideosyncr.
oare (Q121p Kerkrade)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24215 |
nest |
nest:
nès (Q121p Kerkrade)
|
nest
III-4-1
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
hik:
ook: broedsel van vogels
hik (Q121p Kerkrade),
nest:
ideosyncr.
nès (Q121p Kerkrade),
worp:
v konijnen bijv.
wórp (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] || worp || worp van zoogdieren
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
bouwen:
bouwe (Q121p Kerkrade)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24217 |
nestkastje |
vogelhuisje:
voejel-hüsje (Q121p Kerkrade),
voeëjelhüs-je (Q121p Kerkrade),
vogelkastje:
voeëjelhkès-je (Q121p Kerkrade)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
op uitvliegen:
stunt op oesvleie (Q121p Kerkrade),
vlug:
fluk (Q121p Kerkrade)
|
gereed om uit te vliegen || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25594 |
netborstel |
net:
nęts (Q121p Kerkrade)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|