e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beloken pasen witte zondag: wisse zóndieg (Kerkrade) De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
beloven verspreken: versjprèche (Kerkrade) beloven III-3-1
bemanning bezetting: bezatsoeng (Kerkrade) de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)] III-3-1
bemesten bemesten: bǝmęstǝ (Kerkrade) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer broeierig (weer): breuerig (Kerkrade), breuërig weêr (Kerkrade), het broeit get: ⁄t bruit jet (Kerkrade), puffetig: püf⁄fetieg (Kerkrade), zwoel (weer): schwuul (Kerkrade), sjwuul (Kerkrade, ... ) drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || vochtig en warm weer || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] III-4-4
benen (spotnamen) flessen: e medje hat flessen  flessen (Kerkrade), olifantspoten: olifantspuu-et (Kerkrade), poten: poete (Kerkrade), puu-et (Kerkrade), stelten: lange benen  sjteelse (Kerkrade), sjtélse (Kerkrade), stokken: sjtekke (Kerkrade), stekke (Kerkrade), magere benen  sjtékke (Kerkrade, ... ), stompels: flinke stumpele (Kerkrade), stompeltje: stumpeltje (Kerkrade) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] || benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
bengelen bommelen: boemmele (Kerkrade) Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)] III-1-2
benieuwen benieuwd zijn: benuid zieë (Kerkrade) zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)] III-1-4
benzinesoldeerbout benzineloodbout: bɛnzinlyǝbōts (Kerkrade  [(werd speciaal gebruikt voor buiten- en dakwerk en voor goten)]  ) Soldeerbout die wordt verwarmd door middel van een in de bout ingebouwde benzinebrander. Zie ook afb. 185. Volgens de invuller uit Q 121 werd de benzineloodbout speciaal gebruikt voor buiten- en dakwerk en voor goten. De bout kon niet uitwaaien omdat de brandstof door middel van een pomp onder druk werd gebracht. [N 33, 195b; N 64, 16b] II-11
bepaalde hoeveelheid hoop: hoof (Kerkrade), klommel: kloemmel (Kerkrade), schaar (hooi, koren): sjoar (Kerkrade), tol: zol (Kerkrade), troep: troep (Kerkrade) bepaalde hoeveelheid || een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] || een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)] III-4-4