33171 |
poten |
planten:
plantsǝ (Q121p Kerkrade),
poten:
pǭǝsǝ (Q121p Kerkrade),
stumpelen:
(enkelv)
štømpǝl (Q121p Kerkrade),
zetten:
zętsǝ (Q121p Kerkrade)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
25413 |
poten verwijderen |
afsnijden:
afšni-jǝ (Q121p Kerkrade),
āfsni-jǝ (Q121p Kerkrade)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|
19494 |
potkachel |
stoof:
št‧uəf (Q121p Kerkrade)
|
stoof, potkachel
III-2-1
|
21521 |
potlood |
bleistift (du.):
bleisjtift (Q121p Kerkrade)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18833 |
potsachtig |
scherp:
sjerp (Q121p Kerkrade)
|
lachwekkend, met minder fijnzinnige humor [grollig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21525 |
potten? |
potten:
pötte (Q121p Kerkrade)
|
op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝbɛkǝr (Q121p Kerkrade)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
29425 |
pottenkoopman |
duppenschurger:
døpǝšørjǝr (Q121p Kerkrade)
|
Pottenkruier; koopman in aardewerk die met zijn handelswaar op een kruiwagen het land rondtrok. [monogr.]
II-8
|
22298 |
poule |
poule (fr.):
De - jeet bis tswai jäole.
poel (Q121p Kerkrade)
|
Poule, inzet bij duivenwedvluchten.
III-3-2
|
22299 |
poule add. |
poulen (<fr.):
poelle (Q121p Kerkrade)
|
Poolen (bij duivenwedvluchten).
III-3-2
|