33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
ren’ge (Q121p Kerkrade),
ränge (Q121p Kerkrade)
|
[N Q (1966)]ringen, boontjes afhalen
I-7
|
30635 |
ringkwast |
pinsel:
pinzǝl (Q121p Kerkrade)
|
Kwast waarbij de haarbundel in een smalle ijzeren ring wordt geplaatst en vervolgens wordt vastgewigd. [N 67, 30e]
II-9
|
24234 |
ringmus |
mus:
meusj (Q121p Kerkrade)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
27960 |
ringondersteuning |
ringbouw:
reŋkbǫw (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
ringuitbouw:
reŋkūsbǫw (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Gesloten ondersteuning, bestaande uit gebogen staalprofielen. De samengestelde ondersteuning heeft de vorm van een cirkel of een ovaal. De ringondersteuning wordt toegepast wanneer ruimten met grote afmetingen moeten worden ondersteund of wanneer grote drukverschijnselen worden verwacht. [N 95, 342 add.; N 95, 341; monogr.]
II-5
|
29775 |
ringoven |
ringoven:
reŋk˱ǫavǝnt (Q121p Kerkrade)
|
Ringvormige oven waarin het vuur zich, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de veldoven, periodiek verplaatst. De oven werd ontworpen door de Duitsers F. Hoffman en A. Licht. De ringoven werd gebruikt in de steen-, pannen- en gresbuizenindustrie. Zie afb. 25. De ringoven was oorspronkelijk een rond, later een langwerpig met ronde of rechte uiteinden geconstrueerd gebouw met gewelven. In het hart stond de schoorsteen die werd omringd door een klein kanaal, de rookgang, en een groter, de stookgang, waarin de vormelingen werden geplaatst. In het gewelf van de stookgang werd door de stoker via stookpotten de brandstof gedeponeerd in de in de inzet uitgespaarde stookkanalen. Trekgaten, voorzien van rookklokken, in de brandmuur of vuurplaat tussen de twee kanalen zorgden voor de afvoer van rook en lucht. Met het aantal trekopeningen correspondeerden een gelijk aantal poorten in de buitenste ringmuur. Hoewel de stookgang één grote ruimte was, noemde men het gedeelte van poort tot poort een kamer. Door middel van een ijzeren schuif was het mogelijk de kamer af te sluiten. Dientengevolge kon de stoker met behulp van de rookklokken in de trekgaten het vuur vooruittrekken, nadat de schuif een kamer verder was ingezet (Geuskens, pag. 149). [N 98, 127; monogr.]
II-8
|
31534 |
ringsleutel |
ringsleutel:
reŋkšløsǝl (Q121p Kerkrade)
|
Niet verstelbare, stalen sleutel waarvan de gesloten bek in zijn geheel om de aan te draaien moer heen past. De binnenkant van de ringvormige bek van deze sleutel is zes- of twaalfkantig uitgevoerd. Zie ook afb. 198. [N 33, 300g; monogr.]
II-11
|
34371 |
ringtang |
ringtang:
reŋtsaŋ (Q121p Kerkrade)
|
Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47]
I-12
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
rinkvinger (Q121p Kerkrade)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
klingelen:
kliengele (Q121p Kerkrade),
schellen:
sjelle (Q121p Kerkrade)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
rinzig:
rinzieg (Q121p Kerkrade)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|