e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruw opengesprongen: opjesjpronge heng (Kerkrade) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard hel: hel (Kerkrade) zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig grof: jraof (Kerkrade), ruw: rouw (Kerkrade) ruw III-4-4
ruwe stenen zonnebakkers: zǫnǝbɛkǝr (Kerkrade) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
ruzie strijd: sjtriet (Kerkrade) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken strijd maken: sjtriet maache (Kerkrade) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
ruziën fempen: fempe (Kerkrade), voezen: voeze (Kerkrade) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
sabbelen lotsen: loetsje (Kerkrade, ... ), sabbelen: zabbele (Kerkrade), zauwelen: zauwele (Kerkrade) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sabel houwkling: hǫwkliŋ (Kerkrade), snit: šnet (Kerkrade), säbel: zē̜bǝl (Kerkrade) Metalen lat, in L 321 30 á 40 cm lang en 10 cm hoog, die aan één zijde is aangescherpt. Met de sabel worden in combinatie met een hamer metselstenen op maat gekapt. In Q 121 was het werktuig van een handvat voorzien. [N 30, 15 add.; monogr.] II-9
sacramentsdag fronleichnahm (du.): Vroonlaichnaam (Kerkrade), sacramentsdag: Sakramentsdaag (Kerkrade) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3