e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoftzadel zadel: z˙āl (Kerkrade) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokschouderen aan de schouders trekken: a gen schouer trekke (Kerkrade), en sjouwere trekke (Kerkrade), schokschudderen: schokschuddere (Kerkrade) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol schol: ideosyncr.  sjól (Kerkrade) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] III-2-3
schommel schokkel: sjokkel (Kerkrade, ... ), /  Chokkel (Kerkrade), sjokkel (Kerkrade) / [SND (2006)] || Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjokkele (Kerkrade, ... ) Schommelen. || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: šuəl (Kerkrade) school [RND] III-3-1
schoolbordenverf schoolbordenlak: šuǝlbǫrdǝlak (Kerkrade) Speciale verfsoort die diepzwart opdroogt, een kalkdof, enigszins ruw oppervlak vertoont en bestand is tegen afwassen met water. [N 67, 29] II-9
schoolkinderen schoolkinderen: ṣu.əlkiŋər (Kerkrade) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoon, rein rein: reŋ (Kerkrade) rein, proper III-2-1
schoondochter snaar: sjnoar (Kerkrade), zwegerdochter: sjwei’erdoater (Kerkrade), sjwijerdoater (Kerkrade), cf. WNT s.v. "zweger"ablautende nevenvorm van zwager. Ook gebruikt voor schoonvader; afl. zweegster (schoonzuster), zwegerse (schoonmoeder), zwegerse (schoonzuster), zwegerheer (schoonvader), zwegermoeder (schoonmoeder), zwegervader (schoonvader cf. idem WNT s.v. "zweer (II) - zwaar, zweir, zwere"1. schoonvader; 2. schoondochter; 3a. schoonzoon; 3b. schoonbroeder; afl. zwering (schoonmoeder)  schwijerdoater (Kerkrade) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2