22300 |
schuw geworden |
versnappen:
De doef is versjnapd, de duif is schuw geworden door onhandigheid bij het vangen.
versjnappe (Q121p Kerkrade)
|
Misgrijpen.
III-3-2
|
27642 |
sein voor begin en einde van de schaft |
fluit:
flø̄t (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
licht:
let (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schel:
šɛl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
signaal:
sinjāl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
teken:
tsēxǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
vier aan vier:
vēr a vēr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Laura, Julia])
|
Het begin en einde van de schafttijd kon op bepaalde manieren aangegeven worden. Volgens de informanten van Q 15, Q 33, Q 35 en Q 113 sloeg men vier maal op de leiding of men knipperde vier maal met licht getuige de informanten van L 426, Q 15 en Q 33. Ook woordtypen als "vier maal" en "vier aan vier" duiden op een dergelijk sein. Verder werd er met een elektrische hamer een bel geluid volgens de informant van Q 202 en duiden de woordtypen "opkloppen" en "afkloppen" respectievelijk op het begin en het einde van de schafttijd. [N 95, 54]
II-5
|
27301 |
seinbel |
aanslag:
anšlāx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
klopper:
klø̜pǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schel:
šɛl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
sein:
sein (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
)
|
De bel waarmee de seingever seinen kan geven aan de ophaalmachinist. Zo kan hij doorgeven of de liftkooi omhoog of omlaag moet en met welke snelheid dit moet gebeuren. [N 95, 92; monogr.]
II-5
|
28258 |
seinen geven |
kloppen:
klopǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Seinen geven aan de ophaalmachinist om de liftkooi in beweging te zetten. Het woordtype "kloppen" is volgens de invuller uit Q 121 te verklaren uit het feit dat vóór de invoering van de elektrische seinen, de signalen werden gegeven door middel van een staaldraad die in de schacht was bevestigd en waarvan het uiteinde in de nabijheid van de ophaalmachinist was verbonden met een soort hamer die tegen een vrij hangende, ijzeren plaat klopte. Vandaar dat later bij de elektrische seinen ook van "kloppen" werd gesproken. [N 95, 92 add.; monogr.]
II-5
|
28365 |
seinfluit |
alarmfluit:
alarmflø̄t (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
seinfluit:
seinfluit (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
sęjnflø̄t (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
signaalfluit:
sinjālflø̄t (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De signaalfluit die bij transportmiddelen aanwezig is en waarmee geseind kan worden. Aan de signaalfluit is een kabel bevestigd die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en het mogelijk maakt op ieder punt van de pijler seinen te geven. [N 95, 668]
II-5
|
27250 |
seingever |
aan de schel zijn:
an dǝ šɛl ziǝ/zen (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
aanslager:
anšlē̜jǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
anšlęǝjǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schachtman:
šātman (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
seingever:
seingever (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700]
II-5
|
29600 |
seizoenarbeiders |
tegelbakkers:
(enk)
tsęjǝlbɛkǝr (Q121p Kerkrade)
|
Werklieden die slechts een maand of vijf op het steenbakkersbedrijf verbleven. Gedurende de winter trachtten ze elders een bron van inkomsten te vinden. [N 98, 8; monogr.]
II-8
|
20962 |
selderij |
selderij:
tsel’derij (Q121p Kerkrade),
ideosyncr.
tselderij (Q121p Kerkrade)
|
selderie || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24549 |
seneblad |
senneblader:
tsin’nesblaar (Q121p Kerkrade)
|
senaabladeren
III-4-3
|
31328 |
sergeant |
lijmtang:
līmtsaŋ (Q121p Kerkrade)
|
Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274]
II-11
|