e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te snel verwerkt een beetje laten spartelen: ø bitjǝ lōtǝ špartǝlǝn (Kerkrade), niet afgestorven: net āfxǝstoǝrvǝ (Kerkrade) Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.] II-1
teek teek: eigen spellingsysteem  tîêk (Kerkrade) teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)] III-4-2
teelballen eieren: aier (Kerkrade), kloten: kloeëte (Kerkrade, ... ), noten: neus (Kerkrade) [N 10c (1995)] III-1-1
teelballen, testes bollen: bø̜l (Kerkrade), kloten: kluǝtǝ (Kerkrade) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid moer: mūr (Kerkrade), piezel: pizǝl (Kerkrade) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teen teen: tien (Kerkrade), tsin (Kerkrade), tsín (Kerkrade), tsíən (Kerkrade) een teen [ZND A2 (1940sq)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] III-1-1
teerkwast bokkepoot: bokǝpuǝt (Kerkrade) Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d] II-9
tegelijkertijd galopperen en draven driesprong (maken): dręi̯šprøŋk (Kerkrade) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tegelsnijder snijmachine: šnimašiŋ (Kerkrade) Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a] II-9
tegelzetter estrikleger: ɛstrexlɛ̄jǝr (Kerkrade  [(vloermaker)]  ), tegelzetter: tegelzetter (Kerkrade) Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e] II-9