30690 |
trekrei |
strichlat:
štrexlats (Q121p Kerkrade)
|
Lat die wordt gebruikt om er rechte lijnen of biezen langs te trekken. [N 67, 62; div.]
II-9
|
18822 |
treuren |
traurig (du.):
traurieg (Q121p Kerkrade),
treuren:
troe’re (Q121p Kerkrade)
|
treuren, rouwen || verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19362 |
treuzelaar |
drentelvot:
tren’telvót (Q121p Kerkrade),
duwdriek:
duidriek (Q121p Kerkrade),
klommelaar:
klu’meler (Q121p Kerkrade),
klommelskerel:
kloe’melskeël (Q121p Kerkrade),
sokkenzomer:
zök’kezeumer (Q121p Kerkrade),
zebedeus:
tsiebbedeijes (Q121p Kerkrade)
|
iemand die langzaam werkt, niet vooruit kan met zijn werk [treuzel, treuzelkous, treuzelaar] [N 85 (1981)] || iemand die zeer langzaam is in zijn verrichtingen [erwtenteller] [N 85 (1981)] || treuzelaar || treuzelaart || treuzelkous
III-1-4
|
18934 |
treuzelen |
breuzelen:
breu’zele (Q121p Kerkrade),
klommelen:
kloemmele (Q121p Kerkrade),
kloe’mele (Q121p Kerkrade)
|
bazelen, treuzelen || met zijn handelingen niet opschieten [nerelen, toetelen, kloetelen, knutselen, sukkelen] [N 85 (1981)] || treuzelen
III-1-4
|
23672 |
triduüm |
tridum (<lat.):
triediejoem (Q121p Kerkrade)
|
Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25051 |
troebel, vuil (water) |
moerig:
murieg (Q121p Kerkrade)
|
onzuiver, drabbig van vloeistoffen gezegd [vuil, troebel, smerig, gemuurd, murig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22393 |
troef |
troef:
eͅneͅ trōf (Q121p Kerkrade),
troef (Q121p Kerkrade),
Doe móts - maache, jij moet zeggen wat troef is.
troef (Q121p Kerkrade)
|
Een troef. [ZND A2 (1940sq)] || Kaart(en) van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten in het spel geslagen kunnen worden [troef, turf, lint, beffer, drijver, ant]. [N 88 (1982)] || Troef.
III-3-2
|
34300 |
troep biggen in het algemeen |
heerd:
heǝt (Q121p Kerkrade)
|
In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.]
I-12
|
34464 |
troep kippen |
school:
šul (Q121p Kerkrade)
|
Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.]
I-12
|
22394 |
troeven |
troeven:
troeve (Q121p Kerkrade),
[Kaartspel] vgl. pag. 257, uvvertroeve: overtroeven (bij het kaartspel).
troevve (Q121p Kerkrade)
|
Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)] || Troeven.
III-3-2
|