30096 |
tweesteense muur |
tweestenese muur:
tswęjštęŋs m ̇ūr (Q121p Kerkrade)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|
24495 |
twijg, jonge tak |
takje:
ideosyncr.
teks-je (Q121p Kerkrade),
vits:
viets (Q121p Kerkrade)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || twijg
III-4-3
|
33597 |
ui, ajuin |
un:
mv. unne
un (Q121p Kerkrade),
un-lauch:
ullieg (Q121p Kerkrade),
ul’lieg (Q121p Kerkrade)
|
[DC 13 (1945)]ui
I-7
|
33788 |
uier |
udder:
ydǝr (Q121p Kerkrade),
ødǝr (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11, I-9
|
24260 |
uil |
torenuil:
torenuil
toerül (Q121p Kerkrade),
uil:
yl (Q121p Kerkrade)
|
uil [ZND A2 (1940sq)] || uil, soort
III-4-1
|
19652 |
uit de as gezeefde kolen |
kluiten:
klütte (Q121p Kerkrade),
oudding:
aoddink (Q121p Kerkrade),
ringelskolen:
reŋəlskoͅalə (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] || uit de as gezeefde kolen
III-2-1
|
27569 |
uitbetaling van loon |
loondag:
luǝndāx (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina / Domaniale)]
[Domaniale]),
uitgang:
ūsja.ŋk (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
ūsjaŋk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
uitgangsmaand:
ūsjaŋksmǫnt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Het loon kan per dag, om de veertien dagen of om de maand uitbetaald worden. In dit lemma komen algemene benamingen voor de uitbetaling van loon voor maar ook benamingen die specifiek duiden op een veertiendaagse uitbetaling of een maandelijkse. Het woordtype "quinzaine" kan naast een veertiendaagse uitbetaling ook wel het loon aanduiden dat om de maand betaald wordt. [N 95, 973; N 95, 975; N 95, 28; monogr.; Vwo 168; Vwo 171; Vwo 416; Vwo 437; Vwo 578; Vwo 590]
II-5
|
19028 |
uitbrander |
steek:
sjtich (Q121p Kerkrade)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
bedenken:
bedin’ke (Q121p Kerkrade),
uitdenken:
oes"klankwettig in Kerkerade
oes’dinke (Q121p Kerkrade),
uitvinden:
oesvinge (Q121p Kerkrade)
|
bedenken || door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] || uitdenken
III-1-4
|
25567 |
uitdrogen |
korsten:
kuǝštǝ (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c; monogr.]
II-1
|