32342 |
vat, ton |
ton:
tǫn (Q121p Kerkrade),
vat:
vā.s (Q121p Kerkrade)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
32344 |
vat, ton (naar inhoud) |
ankertje:
ɛŋkǝršǝ (Q121p Kerkrade)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
knokken:
knoͅkən (Q121p Kerkrade),
zich kloppen:
kluppe (Q121p Kerkrade)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] || vechten [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
34266 |
vee |
dieren:
dērǝ (Q121p Kerkrade),
vee:
fīǝ (Q121p Kerkrade),
viǝ (Q121p Kerkrade)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
fokken:
fǫkǝ (Q121p Kerkrade),
trekken:
trękǝ (Q121p Kerkrade),
zuchten:
zøxtǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
34268 |
vee houden |
houden:
hāu̯ǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a]
I-11
|
30732 |
veegvast |
niet afgeven:
net˱ āfjęǝvǝ (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van verf die na droging bij aanraking niet afgeeft. [N 67, 75c]
II-9
|
20503 |
veel drinken |
buizen:
päo’ze (Q121p Kerkrade),
paven:
pave (Q121p Kerkrade),
zuipen:
Dee zoeffet wie inne karebengel, wie inne karehónk Vrès wie ing kats en zoef wie inne hónk. da bliefste jezónk
zoef’fe (Q121p Kerkrade)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || zuipen
III-2-3
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veuəl jelt weat (Q121p Kerkrade)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
20497 |
veelvraat |
keus:
kø̄s (Q121p Kerkrade),
veelvraat:
vèùlvraas (Q121p Kerkrade),
vreet-jelles:
vrès-jelles (Q121p Kerkrade),
vreter:
vrè’ser (Q121p Kerkrade)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] || vreetkop || vreetzak
III-2-3
|