30634 |
blokkwast |
platte pinsel:
platǝ pinzǝl (Q121p Kerkrade)
|
Kwast waarvan het haar in bosjes en op rijen geplaatst is in een houten of zinken voetplaat. Uit woordtypen als 'blokwitter', 'witkwast' en 'sauskwast' blijkt dat de blokkwast wordt gebruikt voor het witten van zolderingen en muren. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Witkwast'. Met de term 'verdrijver' wordt doorgaans een kwast aangeduid waarmee kwaststrepen in natte verf weggewerkt kunnen worden. Zie ook afb. 91. [N 67, 30d]
II-9
|
19323 |
bluf |
bluffen:
[=lm. opscheppen?, RK]
bloeffe (Q121p Kerkrade)
|
opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30027 |
blusbak |
kalkpan:
kalǝkpan (Q121p Kerkrade),
kalktijn:
kalǝktsiŋ (Q121p Kerkrade),
lesbak:
lɛ̄šbak (Q121p Kerkrade)
|
De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.]
II-9
|
30566 |
blusser |
kalksteen:
kalǝkštē (Q121p Kerkrade
[(meervoud: kalǝkštęŋ)]
),
mannetje:
mɛnšǝ (Q121p Kerkrade
[(meervoud: mɛnšǝrǝ)]
)
|
Klein, ongeblust kalksteentje in pleisterwerk. De aanwezigheid van ongebluste deeltjes in pleisterwerk dient zoveel mogelijk worden vermeden, aangezien deze langzaam uitblussen, zich uitzetten en de pleisterspecie vervolgens van de muur afdrukken. Het barsten van een ongeblust kalkdeeltje werd in L 265 'spotten' ('spø̜tjǝ') genoemd. [N 32, 37c; monogr.]
II-9
|
27722 |
blustoren |
lestoor:
lɛštuǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Torenvormig gebouw waarin de cokes met water wordt afgekoeld. [N 95, 110]
II-5
|
27721 |
bluswagen |
bluswagen:
bløsw˙ān (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma]),
leswagen:
lɛšwān (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Voertuig waarmee de hete cokes van de oven naar de blustoren wordt vervoerd. [N 95, 111]
II-5
|
17881 |
bluts |
bluts:
blutsj (Q121p Kerkrade)
|
Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blutsje (Q121p Kerkrade)
|
Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33507 |
blutsen, van een appel |
geblutst:
ideosyncr.
jebludsjd (Q121p Kerkrade)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
I-7
|
24999 |
bobbel, kleine verhevenheid |
knobbel:
knoebbel (Q121p Kerkrade)
|
een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)]
III-4-4
|