e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekzak achter batsentas: batseteesch (Kerkrade), vottentas: votte teesch (Kerkrade), vottetèsj (Kerkrade) achtertas || zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksentas: bokseteesch (Kerkrade), bóksetèsj (Kerkrade) broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broeder: broor (Kerkrade), broer: broeər (Kerkrade), broor (Kerkrade, ... ) broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
broers en zusters (coll. niet gebruiken geschwister (du.): jesjwies’ter (Kerkrade, ... ), Geschwister; d.  jesjwiester (Kerkrade), kinder: kinger (Kerkrade) broer en zus || broers en zussen || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05] III-2-2
brokkelhoef weke voeten: wēxǝ vøs (Kerkrade) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
bromtol bruldop: bruldop (Kerkrade), huildobbel: huuldobbel (Kerkrade), huildop: huuldop (Kerkrade, ... ), NB hülle: huilen, loeien.  hüldop (Kerkrade) Bromtol. || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)] III-3-2
bron bron: brón (Kerkrade), kwel: kwél (Kerkrade), putje: puts-je (Kerkrade) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] III-4-4
bronstig beretig: birǝtix (Kerkrade), berig: bīrex (Kerkrade) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries hits: hets (Kerkrade), rossig: rø̜sex (Kerkrade) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broed (Kerkrade), broeëd (Kerkrade, ... ), broeət (Kerkrade), broëd (Kerkrade), brôêt (Kerkrade) brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)], [RND] III-2-3