e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brood met gaten in de kruim brood met loker: bruǝt met lø̜xǝr (Kerkrade) Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b] II-1
brood netten afnetten: āfnętsǝ (Kerkrade), afwassen: āfwēšǝ (Kerkrade), netten: nętsǝn (Kerkrade) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen deruithalen: drūshoalǝn (Kerkrade), uitdoen: ūsduǝ (Kerkrade) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen deruithalen: drūs hoalǝ (Kerkrade) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje broodje: bruedjere nu meestal pistolets genoemd zijn gewoon zacht.  bruedjere (Kerkrade), niet gesneden; knijpers  bruudje (Kerkrade), Syst. WBD  brūûtsjer (Kerkrade), chrmoule (wa.): sjeer-moelle (Kerkrade), Syst. WBD Zacht broodje.  sjeermoel (Kerkrade, ... ), Verklw. sjeermülsje  sjeer’moel (Kerkrade), frans broodje: frans’brüedsje (Kerkrade, ... ), cadetjes  frans-bruuëdsjer (Kerkrade), kadetje  frans bruuedje (Kerkrade), Zijn hard.  frans brúedje (Kerkrade), pistolet: langwerpig  piestelets (Kerkrade), pistolet (Kerkrade), Syst. WBD Langer, zachte korst, langer te bewaren.  pisteléés (Kerkrade), rolkoekje: rol-kuchs-jer (Kerkrade), rozenbroodje: in de vorm van een roos  roeazebruuedje (Kerkrade) kadetje || klein, rond melkbroodje || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Wat verstaat u onder: sjeermoel (wittebroodje of krentenbroodje?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] || zacht, zoet broodje met een gleuf in het midden III-2-3
broodkar bakkerwagen: bɛkǝrwān (Kerkrade), broodswagen: bruǝtswān (Kerkrade) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodkorst ecken: ɛkǝ (Kerkrade), kop: kø̜p (Kerkrade), korst: kuš (Kerkrade) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmes broodmes: broeâtmets (Kerkrade), brūətmɛts (Kerkrade), broodmets: brūətmɛts (Kerkrade) broodmes || mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven bakoven: bakoavǝnt (Kerkrade), bakǭvǝnt (Kerkrade), oven: ōvǝnt (Kerkrade), ūfǝn (Kerkrade), ǭǝvǝnt (Kerkrade) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap broodsoep: broadtsoep (Kerkrade), broodspap: Syst. WBD  brōêts-pap (Kerkrade), weggenbrij: ¯t rent nit al daag weg¯kebrij: het is niet alle dagen kermis  weg’kebrij (Kerkrade) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] || wittebroodpap III-2-3