18854 |
achterdochtig |
hinterlistig:
hinterliestieg (Q121p Kerkrade)
|
een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25099 |
achtereen, na elkaar |
achtereen:
ateree⁄ (Q121p Kerkrade),
hingereen:
hingeree⁄ (Q121p Kerkrade)
|
achtereen, na elkaar
III-4-4
|
33789 |
achterhand van het paard |
achterwerk:
ātǝrwęrǝk (Q121p Kerkrade),
hinderhand:
heŋǝrhaŋk (Q121p Kerkrade)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
17572 |
achterhoofd |
hinter-kop:
dr hingerkop (Q121p Kerkrade),
hingerkòp (Q121p Kerkrade),
kruin:
krüng (Q121p Kerkrade)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33802 |
achterknie |
hak:
hak (Q121p Kerkrade),
vars:
veǝš (Q121p Kerkrade)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
20359 |
achterneef |
achterneef:
aaterneeëf (Q121p Kerkrade)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17651 |
achterste |
fietes:
fiettes (Q121p Kerkrade),
kont:
kónk (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
vot:
vót (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
vottes:
vóttes (Q121p Kerkrade)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
19445 |
achteruit |
hof:
hoͅf (Q121p Kerkrade),
terug:
tryk (Q121p Kerkrade)
|
achterplaats || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10, III-2-1
|
17951 |
achteruitgaan |
hinteraus (du.) lopen:
hingeroes lofe (Q121p Kerkrade)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33854 |
achteruittrappen |
houwen:
hǫu̯ǝ (Q121p Kerkrade)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|