e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mot mot: mot (Kermt), ook in ZND 31, 038  mot (Kermt) mot [ZND 01 (1922)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
motor moteur: mətə.r (Kermt) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen luizenregen: correct overgenomen.  løͅyəsrègəl (Kermt), motregen: moͅtrègəl (Kermt), niffel: nefəl (Kermt) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen niffelen: tə nefələ (Kermt), zeveren: zivərə (Kermt) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mout mout: mowǝt (Kermt) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: mow (Kermt, ... ) mouw [ZND 01 (1922)] III-1-3
mouw met kanten plooisel lobmouw: loͅbmo͂ͅuw (Kermt) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
mouwschort mouwvoordoek: møwveͅreng (Kermt) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muil muil: mő̜u̯l (Kermt) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuit: snø̜̄t (Kermt), snuitband: snø̜̄t˱bá.nt (Kermt) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11