e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2603
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: hoop (Kermt) heup [ZND 01 (1922)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: hiegdə (Kermt) hoogte [ZND 01 (1922)] III-4-4
hiel vers: vas (Kermt, ... ) hak (van de voet) [ZND 01 (1922)] || hiel (van de voet) [ZND 01 (1922)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): ko͂ͅntrəfoͅər (Kermt) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hijgen hijgen: hejge (Kermt), kuimen: kɛi̯mǝ (Kermt) [JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)] I-11, III-1-2
hinderen hinderen: heejndərə (Kermt) Hinderen. [ZND 01 (1922)] III-3-1
hinken hinken: hingkə (Kermt) hinken [ZND 01 (1922)] III-1-2
hinniken richelen: ręxǝlǝ (Kermt) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hōēd - hiej (Kermt), huət (Kermt), hūət (Kermt), hû.ət (Kermt) hoed [RND] || hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen buis: beͅis (Kermt), bieͅs (Kermt), mussenschrik: [sic]  meͅsəsxrek (Kermt), weerhoed: weərhuət (Kermt), wēərhūət (Kermt) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3