17921 |
knellen |
knellen:
knelə (P055p Kermt)
|
knellen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
blötsə (P055p Kermt)
|
blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
17677 |
knie |
knie:
knej (P055p Kermt),
knɛ.ij (P055p Kermt)
|
knie [RND], [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
34221 |
knieband voor een stier of kalf |
knieënband:
knɛ̄i̯ǝbant (P055p Kermt)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
22363 |
knikker |
klits:
klits (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
Kleiner Murmel. || Knikker. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oogje pitsen:
n iechskə pitsə (P055p Kermt)
|
knipogen [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
33246 |
knollen uittrekken |
plukken:
plekǝ (P055p Kermt)
|
In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17]
I-5
|
33236 |
knolraap, raap |
rapen:
rōpǝ (P055p Kermt)
|
Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20]
I-5
|
33237 |
knolvoer, rapen (coll.) |
groen:
grin (P055p Kermt)
|
Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a]
I-5
|