e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk kuiken haantje: hǫǝnkǝ (Kermt) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Kermt) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif haan: hōͅən (Kermt), mannetje: menəkə (Kermt) Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Mannetjesduif. [ZND 01 (1922)] III-3-2
mannelijke eend wendaard: wi̯anārt (Kermt), wenderd: wjannaart (Kermt), wenderik: wi̯á.nǝrek (Kermt) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke gans wender: wē.ndǝr (Kermt) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Kermt), bǫq (Kermt) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: mɛnəkə (Kermt), reu: re:i (Kermt) reu [Goossens 1b (1960)] || reu, mann. hond [Goossens 2a (1963)] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kōͅə.tər (Kermt) kater [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannenkleren manskleren: ma.nsklīər (Kermt) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd lijfje: leͅfkə (Kermt), onderlijfje: onərleͅfkə (Kermt), onərləfkə (Kermt) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3