e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2604

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ademen asemen: oosəmə (Kermt) ademen [ZND 01 (1922)] III-1-1
ader ader: oor (Kermt) ader [ZND 01 (1922)] III-1-1
afdak afdak: ēͅf˂dāk (Kermt, ... ), schop: sxoͅp (Kermt, ... ) afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
afdakje boven de poort muurdakje: myǝrdakskǝ (Kermt) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6
afdingen bieden: In den zin van op den prijs afdingen.  biejə (Kermt), pingelen: ps. omgespeld volgens Frings.  pengələ (Kermt), troggelen: ps. omgespeld volgens Frings.  tregələ (Kermt) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || marchanderen [ZND 01 (1922)] III-3-1
afgeroomde melk afgeroomde melk: ā.fxǝrumdǝ mę.lǝk (Kermt), fluitjesbier: flø̄tjǝsbīr (Kermt), fluitjesmelk: flø̄tjǝsmɛlk (Kermt) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgezoken zeug: aǝf˲gǝzø̄kǝ [zeug] (Kermt) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afkammen uitkemmen: ø̜̄.tkęmǝ (Kermt) Het uitharken van de dorsvloer wanneer de hele halmen al zijn verwijderd. Dit wordt gedaan om het korte stro bijeen te halen, dat dan in een "kortbussel" wordt gestoken, zie het volgende lemma. Aan de zegslieden is ook gevraagd op te geven met welk gereedschap de dorsvloer wordt afgekamd. Vaak gebeurde dit op meer dan één wijze. Deze vraag leverde de volgende opgaven op: a- met de ''hooihark'' -zie voor de heteroniemen het lemma ''hooihark'' -4,2,4- in aflevering I 3- in K 278, 314, 316, 318, 358, 359, L 211, 214, 215, 244c, 247, 265, 266, 270, 271, 282, 286, 289, 290, 291, 295, 312, 314, 317, 318b, 320c, 321, 321a, 322, 324, 326, 330, 331, 331b, 332, 355, 355a, 360, 366, 369, 370, 371, 372, 373, 374, 382, 387, 413, 414, 416, 420, 422, 425, 0426, 427, 432, P 48, 107a, 175, 176, 176a, Q 2, 2b, 9, 14, 18a, 20, 22, 32a, 71, 72, 78, 94b, 95, 96d, 97, 99*, 101, 111, 111*, 0112, 112b, 113, 117a, 121c, 156, 162, 178, 193, 197, 197a, 198b, 203, 204a, 211; b- met de ''deelhark'' -met ijzeren tanden- in K 358, L 163, 163a, 317, P 213, Q 22, 77; c- met de ''schuurreek'' in L 317 en Q 101; d- met de ''denreek'' in Q 33; e- met de schudgaffel -zie het lemma ''houten gaffel, schudgaffel'' -4,2,1- in aflevering I 3- in L 163, 163a, 265, 268, 289b, 290, 331, 331b, 0426, 432, Q 14, 33, 97, 100, 198b, 203; f- met de -oogst-gaffel- -zie het lemma ''ijzeren gaffel'', ''oogstgaffel'' -4,2,2- in aflevering I 3- in K 358, L 214, 247, 265, 268, 288, 289, 374, 422, 423, 426, 432, Q 98, 121c, 211; g- met de handen in K 314, 357, L 163, 163b, 269, 271, 289b, 295, 314, 320c, 325, 426, P 222, Q 9' [N 14, 27a en 32a; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 27b en 32b] I-4
afkomst afkomst: aefkomst (Kermt) afkomst [ZND 01 (1922)] III-2-2
afladen ontladen: ǫntlǭǝ (Kermt) Wanneer de kar met de lading op de plaats van bestemming is aangekomen, wordt deze laatste afgeladen. Vergelijk voor het woordtype aftrekken ook het lemma Mest Van De Kar Aftrekken in WLD I, afl. 1, p. 11. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10