19476 |
houtspaander |
hennepstek:
heͅnəpsteͅk (P055p Kermt)
|
spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinster:
splenstǝr (P055p Kermt)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
houtmade:
hōͅtmōj (P055p Kermt),
houtworm:
hōͅtwörm (P055p Kermt),
molm:
molm (P055p Kermt),
olm (P055p Kermt)
|
houtworm [Lk 01 (1953)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
29627 |
houweel |
aks:
aks (P055p Kermt)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
hęi̯f (P055p Kermt)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hø̜̄fkē̜r (P055p Kermt)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
grijnzen:
maar wil zeggen wenen
grinsə (P055p Kermt)
|
grijnzen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoͅu̯s (P055p Kermt)
|
huis [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
huisveld:
hø̜̄u̯wǝsvɛlt (P055p Kermt),
veld:
vɛlt (P055p Kermt),
˲fɛlt (P055p Kermt)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mês (P055p Kermt)
|
mus [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|