e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kous: algemeen hoos: hoas (Kessel, ... ) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Kessel) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knoors (Kessel) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Kessel) kraaltjes [RND] III-3-2
kraamverzorgster verpleegster: verpleegster (Kessel) kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)] III-2-2
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Kessel) kraanvogel [SGV (1914)] III-4-1
krabben kratsen: kratse (Kessel) krabben [SGV (1914)] III-1-2
kralen van de rozenkrans kralen: kraole (Kessel) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kramer kramer: kriemer (Kessel) kramer [SGV (1914)] III-3-1
krant krant: krant (Kessel) krant [SGV (1914)] III-3-1