e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neet, luizenei neet: neet (Kessel) neet [SGV (1914)] III-4-2
negenoog negenoger: negenuiger (Kessel) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
neger nikker: nikker (Kessel) neger [N 102 (1998)] III-3-1
nek nek: nek (Kessel, ... ) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken nemen: neme (Kessel), pakken: pakke (Kessel) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
neomist neomist (<gr.): neomist (Kessel) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nest bocht: boch (Kessel), buch (Kessel) nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1
nestei bochtei: boxęi̯ (Kessel) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12
neus neus: naas (Kessel, ... ) neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
neusvleugel neusvleugel: naasvleugel (Kessel) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1