e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwak, slap zwak: šwá:k (Kessel), zjwaak (Kessel), zwaak (Kessel) zwak [DC 02 (1932)] III-1-1
zwaluwstaartverbinding zwalgenstaart: šwalgǝštɛrt (Kessel), žwalgǝštɛrt (Kessel) In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.] II-12
zwarte bladluis meel: mele (Kessel) insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] III-4-2
zwarte kraai, kraai kraan: kraon (Kessel, ... ), kroan (Kessel) Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)] III-4-1
zwarte nachtschade kralen: kralǝ (Kessel) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwavelx zwagel: šwêgəl (Kessel), zwègel (Kessel), zwavel: zwavel (Kessel) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: šmek (Kessel) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwemmen zwemmen: zjwumme (Kessel), zjwömə (Kessel) zwemmen [RND], [SGV (1914)] III-3-2
zweren, etteren netteren: nittere (Kessel), zweren: zwêre (Kessel) etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛrm (Kessel), žwɛrm (Kessel) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6