20332 |
dochter |
dochter:
dochter (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel),
døͅchtər (L298p Kessel),
meidje:
mèdje (L298p Kessel),
mêdje (L298p Kessel)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || dochter; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
lijk:
liëk (L298p Kessel)
|
het lijk [de liech] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (L298p Kessel)
|
doek [SGV (1914)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
de gool (L298p Kessel)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kieper (L298p Kessel)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
gool (L298p Kessel)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
doffer (L298p Kessel),
hoorn:
hoare (L298p Kessel)
|
duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
24862 |
dolle kervel |
dolle kervel:
dǫlǝ kē̜rǝvǝl (L298p Kessel)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
24099 |
dominicaan |
dominicaan:
dominikaan (L298p Kessel)
|
Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
dompele (L298p Kessel)
|
dompelen [SGV (1914)]
III-1-2
|