e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen donderen: dondere (Kessel), hommelen: hommele (Kessel) donderen [SGV (1914)] III-4-4
donderx donder: donder (Kessel), hommel: hommel (Kessel) donder [SGV (1914)] III-4-4
dood (bn.) dood: doeət (Kessel), doët (Kessel), dōōd (Kessel), dôêt (Kessel), dôôd (Kessel) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
doodskist doodskist: doodskist (Kessel, ... ), kist: kis (Kessel, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodsmantel: doodsmantel (Kessel) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doodsklok doodsklok: doeedsklok (Kessel) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doodzonde doodzonde: doedzunj (Kessel) Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)] III-3-3
doof doof: douf (Kessel) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien dooien: duuje (Kessel) dooien [SGV (1914)] III-4-4
dooier dooier: dǭi̯ǝr (Kessel) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12