18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tege-vallen (L298a Kesseleik)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmaken (L298a Kesseleik)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de uitvaart gaan:
noa de oetvaart-goan (L298a Kesseleik)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18127 |
tetanus |
klem:
klèm (L298a Kesseleik)
|
Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
content:
kontent (L298a Kesseleik)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21540 |
tien centiem |
knab:
(= 10 cent).
knap (L298a Kesseleik)
|
een muntstuk van 10 centimes (in België) [s(j)oe, sol, brak, knap, klomp] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21565 |
toegangsprijs |
inkomprijs:
inkompries (L298a Kesseleik)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33592 |
toekruid, algemeen |
gekruid:
WLD
gekruje (L298a Kesseleik)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
22547 |
toepen (kaartspel) |
toepen:
toepen (L298a Kesseleik)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21438 |
toeslag |
kavelgeld:
kavelgeld (L298a Kesseleik)
|
het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)]
III-3-1
|