e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

Gevonden: 1489
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelen kegelen: k}e[u}gelen (Kesseleik) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kelk kelk: kelk (Kesseleik) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
keren keren: kīrǝ (Kesseleik) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: kirk (Kesseleik) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbank kerkbank: kirkbank (Kesseleik) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: kirkbenk (Kesseleik) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur grote deur: groeete deur (Kesseleik) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kirkhoaf (Kesseleik) De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkklok luidt? (3e p. ev.): loet (Kesseleik) Een klok, luiklok [bimmel, bom?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkklokken luiden: loewen (Kesseleik) De klokken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3