e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

Gevonden: 1585
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stɛr (Kessenich) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Kessenich) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kaas, wrongel fluitkaas: Syst. Frings  flø͂ͅi̯tkiəs (Kessenich) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: stęi̯n[klee] (Kessenich), wilde klee: weljǝ [klee] (Kessenich), witte klee: wetǝ [klee] (Kessenich) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabots: kabots (Kessenich), kəbots (Kessenich), wit moes: wet mōs (Kessenich) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenke (Kessenich), kwikstaart: kwikstert (Kessenich), kwikstaartje: kwikstertje (Kessenich, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
wittebrood weg: Syst. Frings  weͅk (Kessenich) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] III-2-3
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Kessenich) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: diej woenj zal etteren (Kessenich), wonj (Kessenich), woung (Kessenich) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || wonde [ZND 45 (1946)] III-1-2
woord woord: wōrt (Kessenich) woord [ZND m] III-3-1