e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

Gevonden: 1585
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bot bot: bǫt (Kessenich) Gezegd van één of meer molenstenen. [N O, 34m; Vds 197; Jan 177; Coe 158; Grof 191] II-3
bot eggen van achter [eggen]: van axtǝr (Kessenich) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
boter boter: bōtǝr (Kessenich), botter: botǝr (Kessenich) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: boterham (Kessenich, ... ), Syst. Frings  botər(h)am (Kessenich) Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)] III-2-3
boterham (kinderwoord) boo-tje: Syst. Frings  bōͅu̯kə (Kessenich), prammetje: Syst. Frings  prɛmkə (Kessenich) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas kazenboterham: Syst. Frings  kiəsəbotər(h)am (Kessenich) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
botteriken botteriken: bǫtǝrekǝ (Kessenich) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouillon broei: Syst. Frings Vleesnat  brø͂ͅi̯ (Kessenich) Wat verstaat u onder: brui (groente, kool, vet of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] III-2-3
bouwland veld: vę.ljtš (Kessenich), vęljtj (Kessenich) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovenlicht bovenlicht: bōvǝlēxt (Kessenich) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9