| 25108 |
druppen, druppelen |
doorregenen:
doorregenen (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich),
doorrègele (L370p Kessenich)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
| 32866 |
dubbel gezwad |
dubbel gezwad:
døbǝl [gezwad] (L370p Kessenich)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
| 22021 |
duif (alg.) |
duif:
duf (L370p Kessenich),
Pl. [du:.ve]
dūf (L370p Kessenich)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND m]
III-3-2
|
| 24139 |
duif, algemeen |
duif:
duf (L370p Kessenich)
|
duif [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
| 21965 |
duivenhok |
duivenkooi:
dū.vəkūi (L370p Kessenich),
dū.vǝkū.i̯ (L370p Kessenich),
duivenspijker:
duvǝspikǝrt (L370p Kessenich),
dūvəspīkər (L370p Kessenich),
dūvǝspīkǝr (L370p Kessenich),
spijker:
spikǝr (L370p Kessenich)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
| 22090 |
duivenslag |
duivenklep:
duvǝklęp (L370p Kessenich),
slag:
slā.ch (L370p Kessenich),
slā.x (L370p Kessenich)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
| 18006 |
duizelig |
dol:
dul (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich),
dulgedraaid (L370p Kessenich),
duizelig:
duuzelig (L370p Kessenich),
duzelig (L370p Kessenich)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
| 20721 |
dun sneetje brood |
lapje:
Syst. Frings
lɛpkə (L370p Kessenich)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 19310 |
durven |
durven:
hij hēt dat neet durven doon (L370p Kessenich),
hè heèt det neet durve te doon (L370p Kessenich)
|
Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
| 21418 |
duur |
duur:
deur (L370p Kessenich),
dør (L370p Kessenich)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|